donderdag 8 december 2011

De restauratie van de kas

Naast de restauratie van het binnenwerk moest de kas zelf ook stevig onder handen genomen worden. Zo werdt deze op verschillende plaatsen weer gestabiliseerd; rond de registerplankjes zijn een aantal hoek-klosjes opnieuw gelijmd. Aan de onderkant van de kast zijn de ontbrekende klossen weer geplaatst. Hiervoor is warme lijm gebruikt in combinatie met (eigen gemaakte) smeedijzers, een methode die bij de bouw van dit instrument ook werd toegepast. Op de kas was beslag gebruikt dat niet in stijl was; hieronder bevonden zich nog de gaten van de orginele exemplaren. Hiervoor is nieuw en passend beslag uitgezocht en aangebracht. Omdat het hout duidelijk verkleurt was moest de oude afwerklaag verwijderd worden. Dit diende heel zorgvuldig te gebeuren om niet het oude patina aan te tasten. Op de plaatsen waar het hout bedekt was door het beslag moest het met een speciaal middel behandeld worden om het zo gelijk te trekken met de omgeving. Daarna is de kas, waar nodig, weer op kleur gebracht en verder afgewerkt met een speciale was. Verder hebben de bakstukken, de plint voor de toetsen en de klavierlat weer hun oorspronkelijke zwarte kleur weer terug gekregen. Zo mocht dit orgel, welke nog nauwelijks functioneerde, toch weer een "nieuw leven" krijgen, dankzij een grondige restauratie en de zorg en waardering van zijn huidige bezitter.

De verbinding aan de onderkant van de kas. De uitsparing is voor de balgsteun.

De donkere plekken in het hout zijn zoveel mogelijk behandeld en bijgewerkt.

Het eindresultaat.

zondag 30 oktober 2011

Bladgoud en groene aarde

Na verloop van tijd kwam toch de vraag naar voren of er ook snijwerk in het houten paneeltje boven het klavier zou kunnen. Omdat het bestaande paneeltje stilistisch geen snijwerk toeliet, is er boven het klavier, in de stijl van Hess, een geheel nieuw snijwerk-gedeelte gemaakt. Omdat de kas van het orgel uit eikenhout gemaakt is komen het blad en de vrucht in het snijwerk terug. Naast de trommel zien we de trompet en de barokhobo, instrumenten die we ook bij ander snijwerk van Hess tegenkomen. Het snijwerk is uit heel fijn lindehout gestoken, daarna verguld en met accenten van groene aarde voorzien.
Het originele paneeltje met doek is gerestaureerd en heeft een plaatsje in het meubel gekregen, zodat het authentieke niet verloren gaat.

dinsdag 11 oktober 2011

Het ivoor onder handen

Het klavier van het bureauorgel moest weer voorzien worden van nieuw ivoor-beleg. Als dat op de toetsen gelijmd is volgt een een schaafsessie. Met een fijn schaafje wordt het beleg vlak geschaafd. Daarna wordt het oppervlak met heel fijn schuurpapier geschuurd. Als de toets helemaal vlak en glad is word de toets gepolijst. Het klavier van dit orgel bestaat uit korte eiken toetsen die met perkament als scharnierpunt aan een eindregel zijn gelijmd. De frontons van de toetsen zijn voorzien van een stukje palissanderhout.

zondag 28 augustus 2011

Schitterend, die fluit . . . .

Die uitspraak doet een organist als hij na de restauratie het instrument bespeeld. De Fluit 4' is echt een juweeltje. De houten fluit die in zijn geheel nog van Hess afkomstig is heeft in de bas gedekte pijpen en is in de discant uitgevoerd als een open pijp met stemklepjes van orgelmetaal. Al het houten pijpwerk is van solide kwaliteit. In dit register zijn er wat pijpen die niet goed dicht zijn. Deze pijpen worden helemaal uit elkaar gehaald en weer opnieuw gelijmd met warme lijm. Er zijn wat pijpenvoeten te veel gehavend en deze worden op de draaibank uit vierkant hout nieuw gedraaid. Aan de Viola 8' hoeft relatief weinig te gebeuren. Naast het uitdeuken van pijpen zijn de voeten van de c', cs' en de b' vernieuwd. Voor het overige zijn er, vanwege de stemming, wat pijpen verlengd.
Van de Prestant 2' disc is nog een klein deel afkomstig uit de werkplaats van Hess, de pijpen b', h', a" en cis". De pijpen c' t/m e' en fis' is ook oud pijpwerk. Het overige pijpwerk is in Hess factuur bijgemaakt.

woensdag 20 juli 2011

Doorleefde planken

Ze staan al een tijdje in de werkplaats. Oude eiken planken, waarschijnlijk van een oud ledikant en wie weet hoe lang en waar opgeslagen. Voor het bureauorgel wordt de windvoorziening gereconstrueerd en passend bij het orgel is gekozen voor oud hout. De balg wordt gemaakt op een manier zoals Hess dat ook gedaan zou hebben. Beschreven in "De orgelmaaker" van Jan van Heurn, het boekwerk dat door menig orgelmaker nog steeds wordt geraadpleegd. De beide bladen krijgen "scharnieren" van vlas, een stevige constructie die nergens piept of kraakt. Voor het hechten van de klamp worden gesmede spijkers gebruikt die zelf gemaakt zijn.

De eiken plank wordt op de juiste breedte gezaagd.

De smeedspijkers.


De klep in de balk word gemaakt een een dun plankje hout. Met de hand wordt het in het juiste model geschaafd. Een actie die maar weinig tijd kost.


De nieuwe windvoorzienig wordt met de voet getreden. Het vergt van de bespeler wat gewenning maar het levert een mooiere wind op. Door die natuurlijke toevoer van wind geeft de orgelpijp een meer ontspannen toon. Voor het gemak van de bespeler komt er ook een dempkistje met een windmotor onder het orgel. De organist kan bij het bespelen kiezen voor een getreden wind of niet.

zondag 19 juni 2011

Belerend bezig zijn

Inmiddels is de restauratie een flink eind gevorderd. Het orgel staat er weer pontificaal bij. In de tussenliggende maanden heeft de orgelmaker beslist niet stil gezeten. Een van de acties was de restauratie van de windlade.
Wil je het goed aanpakken dan is het noodzaak om de la in alle delen uit elkaar te halen. Waar nodig zijn er, van oud hout, nieuwe delen ingezet. De lade is weer opnieuw gelijmd en vormt zo weer een hechte eenheid. Op de foto is duidelijk te zien dat we hier te maken hebben met een gesponselde windlade. Dit betekend dat geen dekplaat op de lade gelijmd is maar dat de ruimte tussen de scheien (de wanden van een cancel) is afgedicht met een smal strookje hout (sponsel).

Tussen de scheien zijn de sponsels gelijmd.

Links boven is een nieuw ingezet stuk eikenhout te zien.

In de lade is weer een nieuwe laag leer gelijmd en ook zijn de ventielen opnieuw beleerd. Zo wordt weer een goede afdichting gegarandeerd. Als al het oude leer van de ventielen is gehaald worden ze met warme lijm op een brede strook leer gelijmd. Deze lijmsoort zorgt voor een stevige verbinding tussen beide materialen. Als de lijm droog is worden de ventielen losgesneden en worden ze met de zijkant van de ventielen "schoon" gesneden.


De ventielen worden daarna met, aan de achterkant, smalle reepjes leer in de windlade vastgelijmd.

zondag 27 februari 2011

Deel restauratie

In de werkplaats staat inmiddels een klein bureauorgel met twee en een halve stem. De huidige eigenaar heeft een deelrestauratie afgesproken. Helaas is het instrument niet gesigneerd, toch komen we in het orgel veel kenmerkende elementen van H. H. Hess tegen. Het vermoeden is dan ook dat het instrument zo rond 1790 vervaardigd is. Waarschijnlijk komt het uit de school van Hess of mogelijk is het door Hess zelf vervaardigd. Niets is zeker op dit punt. Van dit model orgelkas is tot nu toe een tweede bekend dat identiek aan dit instrument is. Verder is er groter instrument bekend dat dezelfde lijnen heeft. De huidige eigenaar heeft het orgel gekocht van Willem Vogel waar het daarvoor gestaan heeft is niet duidelijk. De aanwezigheid van een dikke laag pek op de achterkant van de windlade geeft wel aan dan er op enig moment geen aandacht meer voor de waarde van het instrument was. Zou in het in een schuur of werkplaats hebben gestaan? De aanwezigheid van pek doet zoiets sterk vermoeden. Helaas is de originele windvoorziening verdwenen. Deze zal weer worden gereconstrueerd. De oorspronkelijke Viola di Gamba is in 1955 verknipt tot een Gedekt 8 en in een positief geplaatst. De fluit (hout) is in de discant open. Van de Octaaf zijn nog maar slechts nog 4 origineel, herkenbaar aan de rond toegewreven labia. Ondanks dat is het toch een orgel wat het verdient om er weer in volle glorie bij te staan. De werkzaamheden omvatten restauratie van de windlade en klavier, conservering van het pijpwerk, reconstructie van de windvoorziening en de oppervlakte behandeling van de kast

Het binnenwerk. De stekers op de voorgrond zijn van de octaafkoppel.

Het grotere bureauorgel (werkplaats Kaat en Tijhuis).

zondag 20 februari 2011

Luister naar Hess

Het nieuwe Hollands Speel-Huys. Onder die titel verschijnt een LP op de markt waar het spel van huisorgels samen met klavecimbel te horen is. Het is in de 18e en 19e eeuw geliefd als solo- en begeleidingsinstrument. Naast zingen bij het orgel komen we ook samenspel met andere instrumenten tegen. De meest voorkomende instrumenten waren wel de fluit, viool en hobo. Het klavecimbel was alleen bij de welgestelde burgers aanwezig. In Leiden woonde Johannes Böckelmans, hoogleraar in de rechten. Hij bezat naast verschillende strijk- en blaasinstrumenten twee clavecimbels, een virginaal, een clavicord en een positief. Pieter van Overstraeten was muziekmeester en stadsgenoot van Böckelmans. In zijn bezit waren o.a. een positief en 3 klavecimbels. Ook is bekend dat Constantijn Huygens over één of meerdere huisorgels beschikte. De Delfts patriciër organiseerde huisconcerten evenals de Middelburgse regent Daniël Radermacher. In zijn dagboek noemt hij o.a. een "concert van musiq van orgel en clavecimbel gepaard".
Op de langspeelplaat bespeelde Gert Oost verschillende historische huisorgels, waaronder een kabinetorgel omstreeks 1770 van H. H. Hess, Jaap Spigt bespeelde het clavecimbel. Ze spelen muziek van o.a Henricus Radeker, Wolfgang Amadeus Mozart, Christian Friedrich Ruppe.


In 1988 is de cd "Dutch Chamber Organs" verschenen waarop Jaques van Oortmessen en Hans van Nieuwkoop de orgels van het Haags Gemeente museum bespelen. Een van de orgels is het bureau-orgel wat Hess in 1776 bouwde. Hier wordt o.a. muziek gespeeld van Joseph Haydn, Georg Friedrich Händel en Carl Philipp Emanuel Bach. Deze cd is in in 1995 heruitgegeven.


vrijdag 18 februari 2011

De bureauorgels van Hess

Den Haag, Haags Gemeentemuseum, H. H. Hess 1776
(foto uit "Het nederlandse huisorgel in de 17e en 18e eeuw")


Naast de kabinetorgels heeft Hess ook bureau-orgels gemaakt. Instrumenten met of zonder opbouw. Kleine orgels met 2 1/2 register tot grotere exemplaren met een dispositie van 5 1/2 stem. Bij de kleinere orgels is het 8' register alleen in de discant geplaatst. In de Technische Orgelbouwaantekeningen, afkomstig uit Gouda (ca. 1765) wordt een bureau-orgel omschreven. "De hoogte 3 Rhynlandse voet 9 duym (117 cm): van de grond tot het klavier 34 duym (89 cm), het platte stuk onder het clavier 5 duym (13 cm), de klap 15 duym (de klep 39 cm), de hoogte van de blaasbalgen met vauwen van de grond af gerekend 13 duym." Het orgel had de volgende registers: Fleut 4 vt, Kwintfleut 3 vt, Praestant 2 vt, Octav 1 vt en een Praestant 8 vt rechterhand. In die aantekeningen kunnen we o.a. ook lezen dat men 2 1/2 dag nodig had voor het maken van een "klein Blasbalg in ein Barou" over het klavier deed men 3 3/4 dag. Het oudst bekende bureau-orgel van Hendrik Hermanus Hess dateert van 31 december 1772 en heeft de volgende dispositie: Holpijp 8' D, Fluit 4' B/D, Prestant 2' B/D. Het orgel heeft o.a. ivoor/ebben beleg op het klavier, geprofileerde bakstukken, gedraaide registerknoppen en vierkante ijzeren registerwellen. Het meubel is een eikenhouten bureau met gewelfde schijnladen, dun ovaal messing ladenbeslag en boven het klavier een paneel met snijwerk.
De grotere bureau-orgels die Hess maakte waren vaak voorzien van een opstand. Op deze manier konden ook de grote baspijpen van de Holpijp geplaatst worden. De bureau-orgels zijn in verschillende stijlen gemaakt. Arend Jan Gierveld geeft de volgende kenmerken van de bureau-orgels weer.
- Grootte van 2 1/2 tot 5 1/2 stem.
- De orgels zonder opstand hebben heen Holpijp 8' bas.
- Geen samengestelde vulstemmen, vaak wel een Quint 3'.
- Bijna nooit een Fluit 2' bas, maar wel een Fluit 1' bas.
- Bijna nooit een Prestant 4' discant.
- Bij jongere instrumenten wordt wel een Viool di Gamba geplaatst, meestal naast een Prestant 8' discant.
- De bureau-orgels met opbouw zien er wat vorm en afmetingen vaak grof uit.
Bij al zijn orgels is een zware uitvoering van het metalen pijpwerk te herkennen. Hess vroeg voor zijn orgels flinke prijzen, voor de bureau-orgels 350 tot 400 gulden.

woensdag 16 februari 2011

Hendrik Hermanus Hess

In oktober 1735 is het feest in Leeuwarden. Johan Ludwig Hess en Ette Margaretha Schmidt hebben een zoon gekregen die ze Hendrik Hermanus noemen. Zijn oudere broer Joachim heeft de familie geschiedenis beschreven waarin verhaalt wordt hoe ze vanuit Duitsland, door het geweld van de Zevenjarige oorlog geruïneerd, een nieuwe toekomst zoeken in de Republiek. Aanvankelijk werkt Hendrik in de kleermakerij van zijn vader. Joachim wordt in 1754 benoemd tot organist van de St. Janskerk in Gouda. Het is dan ook Joachim die hem er toe brengt om daar een orgelmakerij te beginnen. Ik speelde een schoon werk. Orgelmakers instrumenten kochten wij, benevens eenige boeken van de weduwe eens orgelmakers. Ik liet schaafbanken etc. klaar maken en zoo zeide ik: ''zie, broeder, ga nu aan 't werk". Daar staat Hendrik dan.... nog nooit heeft hij een schaaf of een boor in handen gehad. Joachim laat hem niet in vertwijfeling achter. Hij zorgt voor vakmensen zodat zijn broer van hun kan leren.

Gouda, St. Janskerk. (foto: Piet Bron)

De oudst bekende activiteit van Hess is het schoonmaken van het orgel in de Evangelisch Lutherse Kerk in Gouda, mei 1757. Als Hess zijn eerste kerkorgel voor de gereformeerde kerk in Bodegraven gebouwd heeft blijkt bij de keuring dat het niet voldoende capaciteit voor de gemeentezang heeft. Het is dan januari 1761, het moment dat Johannes Mitterreiter in Gouda arriveert. Het is Mitterreiter die in de familie geschiedenis door Joachim wordt aan geduid met .... eene Duitsche knecht, in alles capable... Zowel uit de aanleg van het orgel in Bodegraven en het keurings rapport blijkt dat Hess geen kerkorgelbouwer is geweest. Hij was in de eerste plaats huisorgelbouwer. Vele tientallen instrumenten heeft hij gebouwd waarvan we nu nog ongeveer 43 kennen. Hij moet dan ook een flink aantal knechten in dienst hebben gehad. Rijk van Arkel, J. P. Schmidt (waarschijnlijk familie van Hendrik zijn moeder) en J. C. Friederichs om maar een paar te noemen. Uit de dispositieverzameling van Joachim Hess blijkt dat zijn broer Hendrik Hermanus een aantal instrumenten aan welgestelde Dortse burgers leverde. In het gemeentearchief van Dordrecht kunnen we lezen wie het waren en vooral wat ze deden. Hess had een uitgebreide klantenkring waarvan veel in Zeeland wonen. Ook leverde hij huisorgels in Amsterdam.

Delft, Oude Kerk, H.H. Hess ca. 1780. (foto: Piet Bron)

dinsdag 15 februari 2011

Het huisorgel in de 17e en 18e eeuw

Deze periode is voor het orgel een gunstig klimaat. Het (grote) kerkorgel is representatief voor de stad. Dikwijls besloot haar magistraat om er een te laten bouwen. We kennen de imposante instrumenten van o.a. Zwolle (1721), Amsterdam (1726), Leeuwarden (1727), Gouda (1736), Haarlem (1738), Kampen (1742) enz. Het zijn toonbeelden van de burgertrots.

Leeuwarden, Grote- of Jacobijnenkerk

De belangstelling van de welgestelde burger en de bekwaamheid van de ambachtsman maakt de bloei van het huisorgel mogelijk. Naast het orgel met de vrije vormgeving zoals b.v. het orgel in de Hervormde Kerk van Gapinge, kennen we ook instrumenten met een afgeleide vormgeving: het kabinetorgel, het bureau-orgel, het secretaire-orgel. Naast het kabinet als bergmeubel is het kort na 1700 de engelse "bookcase" in zwang. De onderkast fungeert als schrijfmeubel en de bovenkast die minder diep is wordt gebruikt als boekenkast.

Obergum, NH kerk (H.H. Hess, ca. 1770)

Meestal werden deze kabinetten door de orgelmakers zelf vervaardigd. We maken dit op uit advertenties en inventarislijsten. Ook in het werk van Van Heurn wordt hiernaar verwezen. De aanwezigheid van een fineerzaag en mahoniehout in de orgelmakerswerkplaats is een duidelijke aanwijzing. Naast de 1 klaviers orgels zijn er ook instrumenten bekend met twee klavieren. Het achttiende eeuwse schrijfbureau genoot een grote populariteit. Het schrijfmeubel met een scharnierend schrijfblad dat tevens het meubel afsloot. Men herkende in deze meubels de invloeden van de Engelse meubelmakers. Georg Friedrich Händel was eigenaar van een dergelijk instrument. De beperkte ruimte in deze orgels eisen van de orgelmakers creatieve oplossingen zoals het verkroppen van pijpen of het horizontaal plaatsen van de grootste pijpen. De oudste bestaande bureau-orgels zijn door H. H. Hess gemaakt. De secretaire is een schrijfmeubel van ongeveer 165 cm hoog. Het schrijfblad staat in gesloten toestand verticaal omhoog. Ook hier zijn weer engelse invloeden herkenbaar. In 1789 komen we de naam van dit meubel voor het eerst in de krant tegen. In de 19e eeuw wordt het secretaire-orgel het meest voorkomende huisorgeltype. Soms is het orgel voorzien van een loos pijpenfront in de andere gevallen meestal een met textiel bespannen raamwerk. Deze orgels wijken bouwtechnisch nauwelijks af van de bureau-orgel. Voor het pijpwerk is in deze orgels meer plaats.

Ermelo, Oude Kerk

Dr. Arend Jan Gierveld heeft deze orgels uitgebreid zijn boek "Het Nederlandse huisorgel in de 17e en 18e eeuw" beschreven.